Home> Deel 3>Hoofdstuk 5>Paragraaf 6

Paragraaf 6 Test jezelf

Op deze 'Test jezelf' pagina kun je testen of je de stof van hoofdstuk 5 goed beheerst. Klik na het invullen van de test op 'bekijk score' om te zien welke vragen je goed en fout hebt beantwoord. Eventueel kun je de gehele test printen. (Klik daarvoor op 'download')
Succes!

Opdrachten

Vraag 1

Welke van de volgende uitspraken is/zijn juist? (Er kunnen 1, 2, 3 of 4 uitspraken juist zijn.)

Straf staat aan het einde van de keten: 1. schuld, 2. wraak, 3. straf.
Pas als je over een vrije wil beschikt, kun je ergens voor verantwoordelijk zijn.
Als het zo is dat de mens voor 100 procent door zijn omgeving bepaald wordt, kan hij niet schuldig zijn.
De Nederlandse wet gaat uit van een toenemende verantwoordelijkheid naar mate dat je ouder wordt.
De uitspraken a. t/m d. zijn allemaal onjuist.

Vraag 2

Welke van de volgende uitspraken is/zijn juist? (Er kunnen 1, 2, 3 of 4 uitspraken juist zijn.)

In Nederland kan de rechter geen vrijheidsstraf opleggen als je zestien jaar of jonger bent.
Proportionaliteitsbeginsel kun je vertalen met evenredigheidsbeginsel.
De jeugdrechter, althans in Nederland, kan alleen maar taakstraffen opleggen.
De jeugdrechter kan in Nederland ook beslag leggen op goederen van jongeren (zoals een brommer).
De uitspraken a. t/m d. zijn allemaal onjuist.

Vraag 3

Welke van de volgende uitspraken is/zijn juist? (Er kunnen 1, 2, 3 of 4 uitspraken juist zijn.)

Bij de Lex talionis gaat het feitelijk om een beperkt recht om wraak te nemen.
Je kunt de betekenis van Lex talionis weergeven met de uitdrukking ‘oog om oog, tand om tand’.
Bij de oude Germanen gold het gewoonterecht.
De oude Germanen kenden nog niets dat wees in de richting van wat wij het principe van de proportionaliteit noemen.
De uitspraken a. t/m d. zijn allemaal onjuist.

Vraag 4

Welke van de volgende uitspraken is/zijn juist? (Er kunnen 1, 2, 3 of 4 uitspraken juist zijn.)

De toepassing van de pijnbank in de Middeleeuwen had onder meer te maken met de overtuiging dat de misdadiger berouw diende te tonen.
In de late Middeleeuwen gaat de overheid voor het eerst zelf criminelen opsporen; voordien moest er altijd een aanklacht worden ingediend anders kwam de rechter niet in actie.
In de Middeleeuwen was het overtreden van de wet een overtreden van Gods wet.
In de Middeleeuwen vond men de gevangenis niet zo’n geschikte straf onder meer omdat die straf niet openbaar genoeg was.
De uitspraken a. t/m d. zijn allemaal onjuist.

Vraag 5

Welke van de volgende uitspraken is/zijn juist? (Er kunnen 1, 2, 3 of 4 uitspraken juist zijn.)

Lange tijd was niet de gevangenisstraf maar verbanning de meest voorkomende vrijheidsstraf.
Feitelijk heeft in Nederland in het verleden maar een soort lijfstraf bestaan: geselen.
Tot de negentiende eeuw kende Nederland drie soorten straffen: de doodstraf, geselen en gevangenisstraf.
Toekijken hoe iemand een straf onderging, had tot ver na de Middeleeuwen een opvoedkundig doel.
De uitspraken a. t/m d. zijn allemaal onjuist.

Vraag 6

Welke van de volgende uitspraken is/zijn juist? (Er kunnen 1, 2, 3 of 4 uitspraken juist zijn.)

Coornhert was een van de eerste tegenstanders van de doodstraf: die straf vond hij te wreed.
De veelvuldige toepassing van tuchthuisstraf diende ook economische doelen.
In de Middeleeuwen was de gevangenis vooral een plaats waar men wachtte op zijn veroordeling.
Met het op brede schaal in gebruik nemen van tuchthuizen en gevangenissen verdween in Nederland de doodstraf.
De uitspraken a. t/m d. zijn allemaal onjuist.

Vraag 7

Welke van de volgende uitspraken is/zijn juist? (Er kunnen 1, 2, 3 of 4 uitspraken juist zijn.)

Bij daadrecht straft men slechts op grond van wat iemand misdaan heeft en let men niet op invloed van de omgeving of het toekomstperspectief van de delinquent.
In de twintigste eeuw wordt het daadrecht gemeengoed in Nederland.
Verlichtingsdenkers wezen de praktijk af waarbij rechters verschillende rechtsbronnen hanteerden.
De Franse strafwet had grote invloed op de Nederlandse; die ging ervan uit dat geen onderscheid gemaakt mag worden in rang en stand bij het opleggen van een straf.
De uitspraken a. t/m d. zijn allemaal onjuist.

Vraag 8

Welke van de volgende uitspraken is/zijn juist? (Er kunnen 1, 2, 3 of 4 uitspraken juist zijn.)

De Lex talionis is de Franse strafwet die door de bezetting van Nederland door Napoleon hier grote invloed kreeg.
In Nederland mag een rechter pas een straf opleggen als een daad in strijd is met wat in de Nederlandse wet duidelijk is vastgesteld.
De doodstraf door de guillotine was alleen bedoeld voor de adel en werd meteen na de Franse Revolutie afgeschaft.
Verlichtingsdenkers waren voorstander van het daadrecht.
De uitspraken a. t/m d. zijn allemaal onjuist.

Vraag 9

Welke van de volgende uitspraken is/zijn juist? (Er kunnen 1, 2, 3 of 4 uitspraken juist zijn.)

De gevangenis werd geleidelijk de vanzelfsprekende wijze om te straffen. Dat kwam onder meer omdat men lijfstraffen en de doodstraf niet meer beschaafd vond.
De gevangenis werd geleidelijk de vanzelfsprekende wijze om te straffen. Dat kwam onder meer omdat gevangenisstraf een ‘democratische’ vorm van straffen is.
Voorstanders van de gevangenisstraf zijn er steeds van uitgegaan dat deze straf de gevangene niet tot een beter mens kan maken.
De gevangenis werd geleidelijk de vanzelfsprekende wijze om te straffen. Dat heeft te maken met de grote betekenis die onze samenleving aan vrijheid toekent.
De uitspraken a. t/m d. zijn allemaal onjuist.

Vraag 10

Welke van de volgende uitspraken is/zijn juist? (Er kunnen 1, 2, 3 of 4 uitspraken juist zijn.)

We hebben onder meer de volgende doelen van straf onderscheiden: 1. Opvoeding, 2. Inzicht, 3. Herstel, 4. Veiligheid.
Vergelding hoort bij de Lex talionis maar is in het moderne strafrecht verdwenen.
Tegenwoordig staat straf niet meer (zoals ten tijde van de Verlichting) ten dienste van (her)opvoeding.
Straf kan een bijdrage leveren aan inzicht in regels.
De uitspraken a. t/m d. zijn allemaal onjuist.